Gedicht van Alfons
Ik ben verdoofd,
verwaaid
oneindig moe
Kon ik maar bij je liggen,
je verwarmen
en verzinken
in die eindeloze tijd
van samen.
Uit jouw mond
vlogen ontelbare vlinders,
kleurrijk in geel, blauw, rood en zilver.
En zij verspreidden
duizenden woorden
als een wervelende cirkel
En het leek alsof uit die niet aflatende beweging
rijen van aaneengeregen woorden
om ons heen gewikkeld werden
een beschermend pantser vormden
tegen onbegrepen driften.
Een schuilhut van woorden
waarin we konden wonen,
alles benoembaar was,
muren als grote verhalen,
deuren hoofdletters van liefde waren
en ramen opening boden naar emotie.
Kon ik maar jouw mond zijn
en samen het leven benoemen…
Alfons Nederkoorn, 22 augustus 2014 / bewerkt voorjaar 2019